woensdag 19 mei 2010
El Camarón de la Isla
El Camarón de la Isla, artiestennaam van José Monje Cruz werd geboren in San Fernando op 5 december 1950 en overleed te Badalona op 2 juli 1992. Hij was een van Spanjes bekendste flamencozangers uit de tweede helft van de 20ste eeuw. Zijn bijnaam El Camarón ("de garnaal") kreeg hij van zijn oom vanwege zijn roodblonde haar, zijn magere lichaamsbouw en lichte, bijna doorschijnende huid.
José werd geboren in de Calle Carmen aan baai van Cádiz, als 6e kind uit een gitano-familie met 8 kinderen. Als kind hielp José zijn vader, die naar de zigeunertraditie smid was. Hij was een aficionado (kenner van de flamenco) en bekend om de martinetes (gezangen van de smid, begeleid door de klappen van de smidshamer) die hij zong. Zijn vader stierf in 1966. José's moeder, Juana Cruz Castro, canastera (mandenmaakster) van beroep, hield na het overlijden van haar man cafés en bars schoon om de kost te verdienen. Zij zong zo geweldig flamenco dat alle grote artiesten van die tijd –Manolo Caracol, La Niña de los Peines, La Perla de Cádiz– regelmatig naar haar kwamen luisteren. Naast José zijn al haar kinderen begaafde zangers.
In 1974, toen hij 23 jaar was, trouwde Camarón met Dolores Montoya (16), zigeunermeisje uit La Línea de La Concepción. Hij noemde haar "La Chispa" (de vonk). Ze kregen vier kinderen. Camerón was een uiterst introvert, verlegen en rustige man. Ondanks zijn sterrenstatus bleef hij zijn eenvoudige karakter trouw. Hoewel rijkelijk met goud en eer behangen, gaf hij volgens de moraal van de gitano's nooit betekenis aan geld of status. Wel raakte hij in de loop der jaren - zoals heel wat andere gitano's in die tijd - steeds zwaarder aan drugs (cocaïne, heroïne, LSD) verslaafd.
In 1992 stierf José Monge Crúz op de leeftijd van slechts 42 jaar aan longkanker. Jarenlang drugsgebruik, gecombineerd met vier pakjes sigaretten per dag, eisten hun tol. Met zijn dood werd de mythische status van El Camarón de la Isla pas goed duidelijk: meer dan 100.000 mensen waren op zijn begrafenis aanwezig. Tien jaar later bleven alle Spaanse televisiestations de hele dag door bezig met het herdenken van Camaróns overlijden. Op de begraafplaats van San Fernando staat een standbeeld ter ere van Camarón de la Isla. Hier worden dagelijks enorme hoeveelheden bloemen ter ere van El Príncipe del Cante Flamenco door fans neergelegd.
Carrière
Om geld te verdienen zong Camarón als achtjarige met zijn vriendje Rancapino in cafés –vooral de Venta Vargas- en op de treinstations. Ook zong hij regelmatig met zijn achttien jaar oudere broer Manuel op fiestas privadas (privé feesten) van rijke mensen. Hij won de eerste Premio del Concurso Flamenco del Festival de Montilla (1962, Córdoba). Vanaf dit moment was hij een rijzende ster in Andalusië.
Tijdens de feria van Sevilla hoorde Antonio Mairena hem zingen en was toen al zwaar onder de indruk van zijn duende. Dit zou Camarón's meest aansprekende kenmerk worden. Zestien jaar oud won hij de eerste prijs op het Festival del Cante Jondo in Mairena de Alcor, waarna hij door Miguel de los Reyes en Dolores Vargas werd gecontracteerd om in hun compañias flamencas (flamenco gezelschap) te zingen.
Later trok Camarón met Miguel de los Reyes naar Madrid, waar hij een vast contract in het Tablao de Torres Bermejas kreeg (1968). Hij bleef hier –met onderbrekingen- twaalf jaar. In dit tablao werd hij door Antonio de Algeciras, vader van Paco de Lucía ontdekt. Via hem werd hij aan Paco voorgesteld. Kort daarna namen zij samen zijn eerste plaat op -met Antonio de Algeciras als producer- welke enthousiast werd ontvangen. Hierdoor kwamen er veel optredens op flamenco festivals los. Snel volgenden tournees door het buitenland: Camarón was een flamenco-ster.
Tussen 1969 en 1977 namen Camarón en Paco de Lucía tien albums op. De eerste drie èn het vijfde album van Camarón droegen de titel " El Camarón de la Isla con la colaboración especial de Paco de Lucía " (Camarón de la Isla, met de speciale medewerking van Paco de Lucía). Alleen het vierde album kreeg een echte titel (Canastera) mee. Algemeen gebruik gaf de albums een onderscheidende naam. Latere albums kregen een eigen naam, waarbij als ondertitel werd vermeld dat Paco de Lucía zijn speciale medewerking bleef geven. Na verloop van tijd raakte de formule van cante y guitarra (zang en gitaar) uitgemolken. Camarón en De Lucía sloegen nieuwe muzikale wegen in. Naast de klassiek begeleidende functie kreeg de gitaar van De Lucía een sterke eigen stem. Andere instrumenten werden toegevoegd: de Lucía nam uit Zuid-Amerika de cajón mee. Er volgde een elektrische basgitaar, fluiten en zelfs ondersteunende vioolsecties. Het geluid kreeg een meer jazzy klank, waarmee de basis van wat later als Flamenco Nuevo bekend zou worden, werd gezet. Dit opende wegen naar vooral de jongere generatie.
Camarón raakte in de loop der jaren steeds zwaarder aan drugs verslaafd. De samenwerking en relatie met Paco de Lucía raakte een periode sterk vertroebeld. Zo'n 10 jaar later zouden beiden weer samen komen om tot het overlijden van Camarón opnamen te maken. Camarón liet zich vanaf eind jaren 70 vaak begeleiden door Tomatito, een uiterst talentvolle De Lucía adept.
In 1979 wisselde Camarón zijn oude producer in voor Ricardo Pachón. Resultaat was La Leyenda del Tiempo -zonder Paco de Lucía- waarover de puriteinen onder de flamenco liefhebbers schande spraken en hun platen naar de winkel retourneerden. Teksten van deze plaat, ingebracht door Pachón en Kiko Veneno droegen niet de klassiek romantische thema's, maar (delen van) teksten van Lorca (oa. het bekende La Tarara) en bijvoorbeeld de Perzische dichter Omar Khayám. Ook werden voor de flamenco 'bizarre' instrumenten als keyboards, basgitaar, een drumstel en zelfs een sitar gebruikt. Hiermee werd de weg geplaveid voor de flamenco fusíon, een vorm van samengaan van flamenco met pop en jazz muziek. Volgens sommige critici herbergde deze plaat echter de meest belangrijke flamenco opnames van de laatste halve eeuw! Camarón schrok van de felle puriteinse reacties, waardoor in zijn latere werk de scherpe kantjes werden terug gedraaid. Maar het album bleek een trendbreuk en een opening voor anderen te zijn. Tot aan de dag van zijn dood in 1992 verkocht La Leyenda del Tiempo 5.482 albums, waarna de verkoop snel steeg...
Ondanks deze vernieuwingen heeft Camarón de Flamenco Puro (zuivere flamenco) nooit geweld aangedaan. Dit wordt bevestigd door het feit dat hij in Spanje, vooral onder de gitanos (bepaald niet vooraan staand in de drang naar verandering) bekend staat als El Príncipe, de prins.
Betekenis voor de (moderne) Flamenco
Camarón wordt door velen beschouwd als de meest populaire en invloedrijke flamenco cantaor (zanger) van de moderne tijd. Zijn verschijning en zijn toewijding, zijn 'jondo' [1], zijn 'rajo' [2] en zijn voz gitana, zigeunerstem, waardoor de 'duende' [3] als vanzelf kwam, maakten dat hij met de vertolking van zijn flamenco cantes zelfs de orthodox traditionele aficionados[4] wist te overtuigen. Hij was en is op deze onderdelen nog steeds een ideaalbeeld voor velen.
Camaróns eerste dozijn vinylplaten nam hij op met de gitarist Paco de Lucía; het zijn stuk voor stuk serieuze, oprechte flamenco-opnamen. Ook voor zijn laatste opnamen werkte hij samen met Paco en diens broers Ramón en Pepe, die ook voor de productie van de laatste serie tekende. Uiteindelijk namen de twee materiaal voor zo'n 20 lp's op, waarvan tijdens Camaróns leven zo'n 360.000 lp's / cd's werden verkocht.
Na het verschijnen van zijn album La Leyenda del Tiempo (1979) waren de aficionados furieus en beschouwden hem zelfs als verrader. Feitelijk werd dit album door hen onder tafel geschoven. Omdat hij daarna de innovaties minder expliciet gebruikte en zich vaak alleen op gitaar (Tomatito, Paco Cepero, Raimundo Amador en anderen) liet begeleiden werden de bezwaren vergeten!
La Leyenda del Tiempo, hoe verguisd ook, zorgde voor een doorbraak van de flamenco in de internationale wereld. Camarón trad steeds meer op tijdens internationale festivals. Popgiganten als Mick Jagger, Joe Cocker en Quincy Jones, verder geen flamenco kenners, behoorden tot zijn bewonderaars. In Spanje was dit album de laatste aanzet tot de Flamenco Fusión en van hieruit naar de Flamenco Nuevo. Populair moderne groepen, schatplichtig aan Camarón zijn onder andere Ketama, Pata Negra (Raimundo Amador), zijn broer Diego Amador (neven van Camarón), Estrella Morente, Chambao, Javier Limón, Radio Tarifa, Ana Salazar en Ojos de Brujo.
De opnamen van Camaróns ultieme CD-album duurde tijden. Camarón zakte nu en dan weg in een staat van half bewustzijn en paranoia. Ook al was hij van de drugs af, hij was wel in gevecht met zijn kanker, en gebruikte zijn eigen favoriete drug rohypnol en andere downers waarmee hij de pijn bestreed. De cd heette simpel Soy Gitano (1989): 'Ik ben een Zigeuner'. Meer over flamenco zang.
Discografie1
Discografie2
Labels:
flamenco zang
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten